-
1 sécher
sécher [seesĵee]1 (op)drogen ⇒ uitdrogen, verdorren→ piedII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 sécher les larmes de qn. • iemands tranen drogen, iemand troostenle soleil a séché le ruisseau • de zon heeft de beek doen opdrogenv1) (op-, uit)drogen2) dichtslaan, niets kunnen antwoorden4) verzuimen -
2 dessécher
dessécher [deeseesĵee]1 (uit)drogen ⇒ laten drogen, laten verdorren, droogleggen2 doen vermageren, verschrompelen1 uitdrogen ⇒ opdrogen, droog worden, verdorrenv1) uitdrogen, laten verdorren3) verharden
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский